In overleg met zijn adviseur, E, heeft belanghebbende, X, in zijn IB-aangiften constructies met betrekking tot zijn eigen woning en durfkapitaalfaciliteiten toegepast. De inspecteur heeft deze constructies bestreden. X en de inspecteur sluiten vervolgens in 2012 een vaststellingsovereenkomst. Hierin wordt onder andere overeengekomen dat X afziet van zijn recht om in beroep te gaan. In 2013 sluit E, voor zijn cliënten, een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur. In deze vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat zij niet geldt voor ‘posten die reeds met de Belastingdienst zijn afgewikkeld'. De ‘E-overeenkomst' is voor X gunstiger dan de overeenkomst die hij zelf met de inspecteur heeft gesloten. X verzoekt dan ook om toepassing van de E-overeenkomst. De inspecteur weigert dit.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X is gebonden aan de overeenkomst die hij met de inspecteur heeft gesloten. Hieraan doet niet af dat de inspecteur later een gunstiger regeling met E is overeengekomen. In de E-overeenkomst is namelijk expliciet opgenomen dat deze niet geldt voor posten die reeds met de Belastingdienst zijn afgewikkeld. Volgens de rechtbank houdt dit in dat de overeenkomst niet voor X geldt. E had namelijk in een e-mail aan X gemeld dat hij er niet in was geslaagd om hem onder het bereik van de overeenkomst te brengen, omdat X reeds een overeenkomst met de inspecteur had gesloten. Omdat X heeft afgezien van zijn recht om in beroep te gaan, verklaart de rechtbank de beroepen van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 29 mei