Rechtbank Gelderland oordeelt dat de heffingsambtenaar na de intrekking van de machtiging de uitspraak op bezwaar aan X had moeten sturen.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een woning. X geeft volmacht aan A om bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking 2017. Op 28 februari 2017 maakt A namens X bezwaar tegen de WOZ-beschikking. Op 2 maart 2017 stuurt X zelf een brief naar de heffingsambtenaar waarin hij kenbaar maakt bezwaar te maken. De heffingsambtenaar stuurt de uitspraak op bezwaar uitsluitend aan A. Op 5 maart 2018 neemt X contact op met de heffingsambtenaar, waarna de heffingsambtenaar op 8 maart 2018 de uitspraak op bezwaar naar X stuurt. Per brief van 12 maart 2018 stelt X beroep in bij de rechtbank.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de heffingsambtenaar na de intrekking van de machtiging de uitspraak op bezwaar aan X had moeten sturen. In zijn brief van 2 maart 2017 heeft X zijn eerder aan A gegeven machtiging ingetrokken. Dat betekent dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar aan X had moeten sturen. Nadat de heffingsambtenaar dit alsnog heeft gedaan, heeft X tijdig beroep ingesteld. Het beroep van X is ontvankelijk. Gelet op de eigen koopsom is de WOZ-waarde van de woning van X overigens niet te hoog.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 6:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 9 juli

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen