Belanghebbende, X bv, vraagt bij de gemeente Tilburg een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een distributiecentrum. De heffingsambtenaar legt aan X bv de thans in geschil zijnde aanslag leges op van € 603.874,39. Nadat deze aanslag, naar aanleiding van het beroep van X bv tegen de voorlopige aanslag, ambtshalve is verminderd naar € 516.843,45 dient X bv (na afloop van de termijn) bezwaar in.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in navolging van de rechtbank dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X bv ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. X bv heeft aannemelijk gemaakt dat zij de aanslag niet heeft ontvangen. Dat X bv de aanslag toch heeft ontvangen, heeft de heffingsambtenaar niet kunnen bewijzen. Verder oordeelt het hof dat de heffingsambtenaar kennelijk beoogd heeft om een voorlopige aanslag op te leggen, gevolgd door een definitieve aanslag, en dat de voorlopige aanslag niet geconverteerd is in een definitieve aanslag. De onderhavige aanslag kan dan ook niet worden aangemerkt als een (verboden) tweede primitieve aanslag. Met betrekking tot het normblad NEN 2580 (dat in dit kader wordt gebruikt om de oppervlakte van het bouwwerk te bepalen) oordeelt het hof dat art. 139 van de Gemeentewet niet verplicht tot publicatie. Daarvoor is deze bepaling van het normblad van te ondergeschikt belang bij het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de leges. Ten slotte oordeelt het Hof dat de keuze van de gemeente voor hantering van een forfaitair bedrag aan bouwkosten voor distributiecentra van € 417 per m² binnen de keuzevrijheid van de gemeente bij het vaststellen van de heffingsmaatstaven van gemeentelijke heffingen blijft. Het hof verklaart zowel het hoger beroep van X bv als dat van de heffingsambtenaar ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7