De heer X (belanghebbende) is bestuurder en enig aandeelhouder van A bv. In 2002 en 2003 zijn door A bv zware verliezen geleden. In 2006 gaat A bv toch failliet. In geschil is of X terecht bij beschikking aansprakelijk is gesteld voor de bij A bv nageheven omzetbelasting van € 224.795. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de ontvanger vanwege de betalingsregeling, die reeds vanaf begin 2004 gold, op de hoogte was van de betalingsonmacht. Deze "impliciete" melding houdt ook betekenis ten aanzien van de later opgelegde aanslagen, ook als deze verband houden met opzet of grove schuld. Hof Arnhem oordeelt dat de melding niet steeds opnieuw gedaan hoefde te worden, ondanks dat het aan opzet van X is te wijten dat er in 2004 en 2005 te weinig belasting is aangegeven. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. De Hoge Raad (6 april 2012,nr. 11/01496, V-N 2012/19.28) oordeelt dat de eerdere (impliciete) melding van betalingsonmacht geen rechtsgevolg meer heeft voor de aansprakelijkheid met betrekking tot de latere naheffing. Als de nageheven belasting namelijk méér beloopt dan de belasting die is aangegeven, dan is bij uitsluiting de meldingsregeling van art. 7 lid 2 Uitv.besl. IW 1990 van toepassing (zie HR 23 december 2011, nr. 10/01211, V-N 2011/67.18). Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Volgt verwijzing. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat partijen ter zitting nader tot overeenstemming zijn gekomen in die zin dat X aan de ontvanger ter finale kwijting van de beschikking een bedrag betaalt van in totaal € 7.500 en dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 maart