Belanghebbende, X, exploiteert een restaurant. Hof Arnhem-Leeuwarden honoreert het beroep van de inspecteur op omkering van de bewijslast voor het jaar 2007, maar verwerpt dit beroep voor eerdere jaren. De Hoge Raad oordeelt dat geen omkering van de bewijslast mogelijk is op grond van gebreken in de administratie die niet relevant zijn voor de in geschil zijnde belastingsoort (HR 26 juni 2015, nr. 13/04067, V-N 2015/32.10). De door de inspecteur geconstateerde gebreken in de administratie, zijn geen van allen relevant voor de beantwoording van de vraag in hoeverre X LB/PVV is verschuldigd. Het middel van de staatssecretaris dat op grond van het niet bewaren van de detailgegevens de bewijslast moet worden omgekeerd in de jaren 2003 t/m 2006, faalt dus. Het middel van X gericht tegen het oordeel van het hof over de boeten slaagt wel. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet door X ten aanzien van het niet afdragen van loonheffing voor de bij controle geconstateerde arbeidskrachten. De inspecteur heeft terecht boeten opgelegd. Omdat de omvang van de heffing met omkering van de bewijslast is vastgesteld ziet het hof aanleiding om de boeten met 15% te matigen. Daarnaast is een matiging van 15% op zijn plaats vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het hof ziet geen aanleiding voor matiging wegens financiële omstandigheden, omdat X geen inzicht heeft verschaft in zijn financiële omstandigheden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f