Aan belanghebbende, X, worden aandelenoptierechten verstrekt door zijn werkgever, B bv. In 2009 ondertekent X een ‘Notice of Exercise’ waarin de uitoefening van zijn optierecht wordt bevestigd, en wordt X, door een juridische afsplitsing van B bv, aandeelhouder van C bv. In 2012 en 2013 ontvangt X nabetalingen naar aanleiding van een verkooptransactie in 2009. De inspecteur corrigeert de IB-aangiften ter zake van deze nabetalingen. Volgens X zijn de nabetalingen onbelast, was er in 2009 geen sprake van een aanmerkelijk belang en is de navorderingstermijn voor 2009 verstreken.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X in 2009 een aanmerkelijk belang had en dat de inspecteur de nabetalingen terecht tot het inkomen van X heeft gerekend. De rechtbank wijst er daarbij op dat niet van belang is of de navorderingstermijn voor het jaar 2009 is verstreken ten tijde van het opleggen van de aanslagen voor de jaren 2012 en 2013. Volgens de rechtbank kan de inspecteur namelijk beoordelen of in 2009 een belastbaar feit heeft plaatsgevonden waarvan het genietingsmoment in 2012 of 2013 ligt. Verder is het standpunt van X dat de nabetalingen onbelast zijn niet in overeenstemming met het doel en de strekking van art. 4.28 Wet IB 2001. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.28
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 18 juni