Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het hof zijn oordeel dat de erkenningsdiensten niet onontbeerlijk zijn voor het onderwijs, onvoldoende heeft gemotiveerd. De A-G adviseert de Hoge Raad dan ook om de zaak te verwijzen.

Federatieve vereniging X is in 1849 opgericht voor alle artsen en studenten geneeskunde in Nederland. Het doel van X is de geneeskunst in de ruimste zin te bevorderen. X verricht onder andere de volgende diensten: erkenning van opleiders, registratie in een opleidingsregister, (her)registratie in een profielregister en (her)registratie in een specialistenregister. X kent diverse soorten leden. Zo zijn er artsen die rechtstreeks lid zijn van X, en zijn er artsen die lid zijn van een federatiepartner van X (getrapte leden). In geschil is of een btw-vrijstelling van toepassing is op de diensten van X. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X voldoet aan de voorwaarden van de btw-koepelvrijstelling. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet voldoet aan de voorwaarden van de btw-koepelvrijstelling. Ook is de onderwijsvrijstelling volgens het hof niet van toepassing op de erkenningsdiensten, omdat zij niet onontbeerlijk zijn voor het onderwijs. X gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het hof zijn oordeel dat de erkenningsdiensten niet onontbeerlijk zijn voor het onderwijs, onvoldoende heeft gemotiveerd. Volgens de A-G moet de zaak dan ook worden verwezen om te onderzoeken of is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de onderwijsvrijstelling. Ook is de A-G het met X eens dat het hof bij zijn oordeel dat de registratiediensten niet ‘direct noodzakelijk’ zijn voor haar leden een te strikt criterium heeft toegepast.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 29 januari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen