In de memorie van antwoord bij de Fiscale verzamelwet 2014 aan de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris van Financiën nadere uitleg gegeven over de fiscale behandeling van aanvullende tier 1-instrumenten. 

Kamerstukken I 2014/15, 33950, nr. C  

Eerst geeft hij een uiteenzetting over de fiscale beoordeling van hybride geldverstrekkingen. Daarna wordt de behandeling van aanvullende tier-instrumenten voor banken en verzekeraars beschreven. Op grond van het voorgestelde art. 29a Wet VPB 1969 worden aanvullende tier-instrumenten behandeld als vreemd vermogen. De coupon komt bij de bank als rente in aftrek en behoort bij de crediteur tot de belastbare winst. Er is geen dividendbelasting verschuldigd. Voor verzekeraars is in het Belastingplan 2015 een soortgelijke bepaling voorgesteld. Vergelijkbare instrumenten die worden uitgegeven door andere ondernemingen dan banken en verzekeraars voldoen niet aan art. 29a Wet VPB 1969. Hiervoor geldt het algemene beoordelingskader. Dit onderscheid wordt gerechtvaardigd omdat problemen bij banken hun weerslag hebben op de financiële stabiliteit in het algemeen en daarmee het functioneren van de reële economie. Het kabinet heeft niet overwogen het voorgestelde art. 29a Wet VPB 1969 voor te leggen aan de Europese Commissie.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2013

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 25 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen