Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de EVRM-onschuldpresumptie door de LB-naheffing niet is geschonden omdat niet alsnog twijfel wordt geuit over het strafrechtelijk sepot en de vrijspraak.
De heer X houdt zich bezig met het afwerken van vloeren en het stukadoren van wanden. X neemt hiertoe diensten af van F vof, waarvan vijf Bulgaarse stukadoors de firmanten zijn. Vier van hen werkten eerst bij X. Naar aanleiding van een fraudemelding doet de FIOD onderzoek. Later volgt voor X een strafrechtelijk sepot en een vrijspraak. In geschil is de LB-naheffingsaanslag. Volgens Rechtbank Gelderland heeft de vrijspraak niet tot gevolg dat de inspecteur geen naheffing meer kan volgen. Er is sprake van een gezagsverhouding tussen X en de Bulgaren die zelf geen Nederlands spraken. Zo regelde X de offertes, bepaalde hij wie wat deed en had uitsluitend hij contact met hun boekhouder. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de EVRM-onschuldpresumptie door de naheffing niet is geschonden omdat niet alsnog twijfel wordt geuit over het sepot en de vrijspraak (zie HR 31 januari 2020, 19/00166, V-N 2020/8.15). Op grond namelijk van de in het fiscale recht minder zware bewijsregels is aannemelijk dat de stukadoors in dienstbetrekking tot X staan. Deze vraag is in strafrechtelijke zin niet expliciet beoordeeld. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de loonbelasting 1964 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 29 april