Belanghebbende, X bv, is een groothandel in textiel. X bv stelt (naast twee personenauto's) twee bestelauto's ter beschikking aan haar twee aandeelhouders. Voor de personenauto's heeft een bijtelling privégebruik plaatsgevonden, voor de bestelauto's niet. In geschil is of dit laatste correct is. Er is geen schriftelijk verbod op privégebruik van de bestelauto's. Deze hebben meer dan één zitplaats in de cabine. Voor deze auto's is geen 'Verklaring privégebruik auto' en geen 'Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik' afgegeven. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur voor het privégebruik van de bestelauto's aan X bv naheffingsaanslagen loonheffingen over de jaren 2007 tot en met 2011 op met vergrijpboetes. Het beroep van X bv wordt gegrond verklaard voor zover het de boetebeschikkingen betreft. X bv komt in hoger beroep.
Volgens Hof Amsterdam (MK I, 21 mei 2015, 14/00160 t/m 14/00164, V-N Vandaag 2015/1663) heeft X bv niet bewezen dat de bestelauto's door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt zijn voor vervoer van goederen of dat sprake is van bestelauto's die buiten werktijd niet kunnen worden gebruikt. Ook is niet gebleken dat sprake is van een verbod op privégebruik. Het hof verwerpt de stelling van X bv dat de bestelauto's door de aard van het werk doorlopend afwisselend door meer dan twee werknemers worden gebruikt. Daaruit volgt dat niet één van de uitzonderingen van art. 13bis lid 3 c.q. (met ingang van 2009) lid 5 Wet LB 1964 van toepassing is en X bv heeft dat ook niet bewezen. X bv heeft ook niet aangetoond dat de bestelauto's voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden zijn gebruikt. Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis