Belanghebbende, X, is een maatschap. A en B zijn de maten. De activiteiten van X, voor welke zij ondernemer voor de omzetbelasting is, bestaan uit het adviseren en begeleiden van personen op het gebied van letselschade en andere juridische zaken. Naar aanleiding van een boekenonderzoek worden naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd en vergrijpboeten. X komt uiteindelijk in hoger beroep. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de naheffingsaanslag 2007 tijdig is opgelegd.
Volgens Hof Den Haag heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de naheffingsaanslag 2007 op 21 december 2012 is opgelegd. Dat is binnen de vijfjaarstermijn. Het hof neemt in aanmerking dat uit al wat de inspecteur in het verweerschrift in hoger beroep heeft aangevoerd, in redelijkheid de conclusie is te trekken dat de naheffingsaanslag 2007 vóór 1 januari 2013 is vastgesteld en ook is verzonden naar het adres van X. Op dit punt faalt het hoger beroep. Op de zitting is tussen partijen vast komen te staan dat X recht heeft op immateriële schadevergoeding vanwege termijnoverschrijding in de bezwaarfase. Op dit punt is het hoger beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20