Hof Den Haag oordeelt dat het motiveringsbeginsel niet is geschonden. X is erop gewezen dat de BTW niet aftrekbaar is en zal worden nageheven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X verkoopt in 2012 enkele percelen grond, waarop hij zijn glastuinbedrijf uitoefende, met installaties en overige onroerende zaken aan de Provincie Zuid-Holland. Hij brengt de door de makelaar over de courtage in rekening gebrachte BTW in aftrek. De inspecteur legt een BTW-naheffingsaanslag op. X is het daar niet mee eens. Volgens hem is afgesproken dat een deel van de BTW in aftrek mag worden gebracht. Rechtbank Den Haag oordeelt dat sprake is van een BTW-vrijgestelde levering en de voorbelasting op de courtage van de makelaar dan niet aftrekbaar is. X gaat in hoger beroep. Daarbij is alleen nog aan de orde of aan de naheffingsaanslag een motiveringsgebrek kleeft.
Hof Den Haag (V-N 2020/38.1.3) oordeelt dat het motiveringsbeginsel niet is geschonden. Het aanslagbiljet maakt niet alleen melding van de soort belasting, maar ook van het bedrag van de belasting en krachtens welk wettelijk voorschrift is besloten tot de naheffing. Verder maakt het aanslagbiljet duidelijk dat in feite te weinig BTW op aangifte is voldaan. Er kleeft dan ook geen motiveringsgebrek aan de naheffingsaanslag. X is er ook voorafgaand aan de naheffing op gewezen dat de in rekening gebrachte BTW niet aftrekbaar is en de belasting daarom ook direct, in verband met verjaring, van hem zal worden nageheven. X was toen dus al op de hoogte van de precieze grondslag van de naheffing. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 maart