X is houder van een warmte/koudeopslaginstallatie (WKO). Voor de werking van de installatie wordt grondwater aan de bodem onttrokken en ook weer teruggeleid. In de Wet belastingen op milieugrondslag is bepaald dat dit vrijgesteld is, mits binnen de voorwaarden van de vergunning wordt gebleven. Gebleken is dat in de jaren 2007-2011 meer grondwater is onttrokken dan toegestaan volgens de vergunning. In 2013 heeft de provincie de vergunning met terugwerkende kracht aangepast. Aan X is een naheffingsaanslag grondwaterbelasting opgelegd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat van belastingontwijking geen sprake is. Voor het bepalen of sprake is van een belastbaar feit voor de grondwaterbelasting, is de gewijzigde vergunning de in de onderhavige jaren geldende vergunning. Noch de wettekst, noch de parlementaire geschiedenis staan aan terugwerkende kracht in de weg. De rechtbank verwerpt het beroep van de inspecteur waarin hij verwijst naar de uitspraak van Hof Leeuwarden van 18 februari 2014, nr. 13/00860, ECLI:NL:GHARL:2014:1295, waarin het hof oordeelt dat moet worden gekeken naar de vergunde maximale onttrekking ten tijde van de onttrekking. Volgens de rechtbank maakt X aannemelijk dat zij, vanaf het moment dat zij wist van de overschrijdingen, veelvuldig met de provincie in contact is getreden en ook overleg heeft gevoerd om de vergunning op orde te brengen. Daaraan kan niet afdoen de omstandigheid dat belanghebbende pas in augustus 2013 het formele wijzigingsverzoek heeft ingediend.
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Milieuheffingen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 juni