Hof Arnhem-Leeuwarden handhaaft de naheffingsaanslag omzetbelasting vanwege het privégebruik van de woning die X tot zijn bedrijfsvermogen rekent.

X drijft in de vorm van een eenmanszaak een zelfstandig adviesbureau. Op 1 juni 2006 koopt X een bouwkavel. In het tweede kwartaal 2007 is op deze kavel gestart met de bouw van een (bedrijfs)woning (hierna: de woning). Op 1 juli 2008 is de woning in gebruik genomen. X heeft de gehele woning als bedrijfsvermogen aangemerkt en alle betreffende de bouw van de woning in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht. De inspecteur legt de in geschil zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting over het vierde kwartaal 2008 op vanwege het privégebruik van de woning. Hierbij is de inspecteur ervan uitgegaan dat de woning 5% zakelijk wordt gebruikt. X komt uiteindelijk in hoger beroep tegen deze naheffingsaanslag.

Hof Arnhem-Leeuwarden volgt X niet in zijn stelling dat de bestreden naheffingsaanslag dient te worden vernietigd in verband met overschrijding van de beslistermijn. In het fiscale procesrecht, zoals dat is neergelegd in de Awb en de AWR, wordt niet voorzien in de mogelijkheid de inspecteur in geval van overschrijding van de beslistermijn in bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, noch in de mogelijkheid een belastingaanslag om die reden te vernietigen. Bij de onderbouwing van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur als vertrekpunt gekozen de door X overgelegde oppervlaktematen. Daarmee is tussen partijen niet in geschil dat slechts 175 m² van de totale oppervlakte van de woning, ad 463,7 m², ook zakelijk wordt gebruikt, dus 37,8%. Omdat X heeft aangegeven dat de bedoelde ruimtes van de woning (175 m²: woonkamer, garage en kantoor) slechts mede zakelijk worden gebruikt, heeft de inspecteur terecht een schatting gemaakt in hoeverre deze ruimtes pro rata temporis in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2008 privé respectievelijk zakelijk werden gebruikt. Gelet op de beperkte economische activiteiten van X in die periode, acht het hof het door de inspecteur becijferde zakelijke gebruik van de bedoelde ruimtes in de woning, gezamenlijk beschouwd, op 13% van de beschikbare tijd, aannemelijk. Daaruit volgt een zakelijk gebruik van 13% van 37,8% is 5% van de totale woning en dus een privégebruik van 95%. Het gelijk is aan inspecteur. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 2 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen