Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in B bv. B bv verkoopt in 1994 de economische eigendom van een pand aan C bv. C bv behoort tot het concern van E bv. Eind 2004 levert B bv de juridische eigendom van het pand aan X bv. Hierbij wordt een beroep op de vrijstelling overdrachtsbelasting van art. 15 lid 1 onderdeel h WBR 1970 gedaan. X bv draagt tezelfdertijd de aandelen B bv over aan haar moedermaatschappij, A bv. Op 1 maart 2007 draagt A bv de aandelen X bv over aan F bv. F bv maakt ook onderdeel uit van het E-concern. Naar aanleiding van deze overdracht legt de inspecteur op 10 december 2010 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op aan X bv. X bv stelt dat de naheffingsaanslag buiten de vijfjaarstermijn is opgelegd. Verder beroept X bv zich nog op een besluit uit 2010.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting tijdig is opgelegd. Het hof overweegt hierbij dat X bv voor de verkrijging van het pand op 31 december 2004 geen overdrachtsbelasting verschuldigd is geworden en dat X bv de overdrachtsbelasting, door de overdracht van de aandelen, alsnog op 1 maart 2007 verschuldigd is geworden. Vervolgens wijst het hof het beroep van X bv op het besluit uit 2010 af. Het hof wijst er hierbij op dat de verkrijgende vennootschap (X bv) en de verkopende vennootschap (B bv) niet meer tot hetzelfde concern behoren. B bv behoort namelijk tot het A-concern en X bv tot het E-concern. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 december