Rechtbank Gelderland oordeelt dat de opgelegde naheffingsaanslagen niet berusten op een redelijk schatting. De inspecteur handelt in strijd met art. 12a LB 1964 door niet uit te gaan van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking.

A is sinds de oprichting van X bv de dga en eveneens werknemer. Voor de jaren 2017, 2018 en 2019 werkt A ook als interimmanager voor bv Y. Daarvoor heeft A een forfaitaire management fee ontvangen. Bij de controle van de aangifte VPB 2017 stelt de inspecteur vast dat X bv geen gebruikelijk loon aan A heeft uitbetaald. Dit is evenmin het geval voor de jaren 2018 en 2019. X bv heeft voor de betrokken tijdvakken nihilaangiften voor de loonbelasting gedaan. De inspecteur legt naheffingsaanslagen op.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de opgelegde naheffingsaanslagen niet berusten op een redelijk schatting. De inspecteur handelt in strijd met art. 12a LB 1964 door niet uit te gaan van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar uit te gaan van de vergoeding voor de werkzaamheden die A heeft verricht als interimmanager voor bv Y. Deze vergoeding is niet bruikbaar aangezien deze is betaald voor een overeenkomst in opdracht en niet als loon voor een dienstbetrekking. Het lag op de weg van de inspecteur om een onderzoek in te stellen naar de vraag welke dienstbetrekking het meest vergelijkbaar is, maar hij heeft geen enkel onderzoek verricht. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en stelt het gebruikelijk loon vast.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Huwelijksvermogensrecht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 31 juli

74

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen