Hof Amsterdam oordeelt dat het bezwaar gericht tegen de VPB-aanslag 2016 niet ontvankelijk is. Het bezwaar is namelijk ingesteld namens een niet bestaande rechtspersoon en bovendien was Q daartoe niet gemachtigd.
Y is naar Nederlands recht opgericht door haar leden die beide zijn opgericht naar het recht van de staat Delaware en gevestigd in New York. Per 30 augustus 2017 is Y ontbonden. Vervolgens is de vereffening gesloten op 16 november 2017 en is Y uitgeschreven uit het handelsregister. Belanghebbende, X BV, is aangesteld als vereffenaar en bewaarder van de boeken en bescheiden van Y. Q dient de VPB-aangifte 2016 van Y in. Naar aanleiding van deze aangifte stelt de inspecteur vragen en beslist hij uiteindelijk om af te wijken van de ingediende aangifte. Bij de aanslagoplegging is onder andere een bedrag van $ 10,9 mln, dat in de aangifte is opgenomen als vrijgesteld voordeel uit deelnemingen, toegevoegd aan de belastbare winst op grond van art. 13 lid 17 Wet VPB 1969. De inspecteur legt de aanslag op ten name van Y en wordt verzonden naar Q, die op 30 november 2019 bezwaar maakt. De gemachtigde gaat vervolgens namens, en als gemachtigde van, Y alsmede haar vereffenaar X BV, op naam van Y in beroep tegen de uitspraak op bezwaar. Rechtbank Noord-Holland vernietigt de aanslag. De aanslag is volgens de rechtbank niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt en de termijn van art. 11 lid 3 AWR is verlopen. Het beroep is ontvankelijk, omdat het is ingediend door de gemachtigde namens de vereffenaar X BV op naam van Y. In hoger beroep is in geschil of het bezwaar van Q namens Y tegen de aanslag VPB 2016 ontvankelijk is.
Hof Amsterdam oordeelt dat het bezwaar gericht tegen de VPB-aanslag 2016 niet ontvankelijk is. Het bezwaar is namelijk ingesteld namens een niet bestaande rechtspersoon, Y, en bovendien was Q daartoe niet gemachtigd. Het hof verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021 (20/01682, ECLI:NL:HR:2021:1153, V-N 2021/31.19). Volgens het hof is bezwaar maken op naam van de ontbonden rechtspersoon alleen mogelijk door of namens de voormalige vereffenaar. Verder kan degene wiens belang rechtstreeks bij de vereffening is betrokken, omdat hij een uitkering heeft ontvangen uit hetgeen na de voldoening van de schuldeisers van het vermogen van een ontbonden rechtspersoon was overgebleven, ook bezwaar maken. Dit geldt wanneer de vereffening niet is heropend. Nu het bezwaarschrift niet is ingesteld door of namens de voormalige vereffenaar, is het gelijk aan de inspecteur. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:10
Algemene wet bestuursrecht 7:1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Invordering, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 4 april
Informatiesoort: VN Vandaag