Hof Amsterdam oordeelt dat X bij de uitvoering van wettelijke taken geen economische activiteiten verricht en verlaagt de door de rechtbank berekende aanvullende teruggaaf van 45% naar 1% op grond van een pre-pro-rata.

X vervult als nationale bibliotheek de publiekelijke taak om de nationale bibliotheekcollectie te beheren. Het grootste deel van de begroting bestaat uit ontvangen subsidie. Verder ontvangt X lidmaatschapsgelden en opbrengsten uit verkoop van publicaties en interbibliothecair leenverkeer. X stelt dat zij volledig recht op aftrek van voorbelasting heeft over het eerste kwartaal van 2019 tot en met het derde kwartaal van 2020. De inspecteur stelt dat slechts een deel van de voorbelasting in aftrek kan komen doordat de wettelijke taken van X een grotere rol spelen dan haar ondernemersactiviteiten. De rechtbank stelt het percentage van de in rekening gebrachte BTW dat kan worden toegerekend aan economische activiteiten vast op 45%. Beide partijen gaan in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat X bij het uitvoeren van haar wettelijke taken geen economische activiteiten verricht. X heeft geen recht op aftrek van voorbelasting voor kosten die betrekking hebben op wettelijke taken. Anders dan de rechtbank, gaat het hof bij de berekening van de pre-pro-rata uit van de opbrengstverhouding en verlaagt het aftrekpercentage voor de aanvullende teruggaaf naar 0,8% voor 2019 en 1,1% voor 2020. Het hoger beroep van X is ongegrond en het hoger beroep van de inspecteur gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 24 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

355

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen