X heeft een dubbele nationaliteit, namelijk de Nederlandse en Marokkaanse. Naar aanleiding van de aangifte IB 2016 vraagt de inspecteur om informatie over de (persoonsgebonden)aftrekposten van de eigen woning, de ziektekosten, de giften en de studiekosten. Als hij de aangifte corrigeert, gaat X in beroep. X stelt dat hij recht heeft op een hogere aftrek wegens specifieke zorgkosten en verder dat sprake is van etnisch profileren waardoor hij ongunstiger wordt behandeld dan personen zonder dubbele nationaliteit. Rechtbank Gelderland oordeelt in een tussenuitspraak dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek, en de inspecteur het door X geleverde bewijs niet strenger beoordeelt dan gebruikelijk is. De rechtbank schorst haar uitspraak en stelt de inspecteur in de gelegenheid om te motiveren dat de dubbele nationaliteit van X niet mede een rol heeft gespeeld. De inspecteur maakt van die gelegenheid gebruik.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat aannemelijk is dat zowel de selectie van de aangifte om deze aan een controle te onderwerpen, als de wijze waarop het door X geleverde bewijs vervolgens door de inspecteur is gecontroleerd, neutraal heeft plaatsgevonden, dus zonder schending van het gelijkheidsbeginsel. Op de wijze waarop de aangifte van X in 2016 is uitgeworpen en gecontroleerd is geen verband met de dubbele nationaliteit van X gebleken. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:51a
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 31 mei