X werkt voor het Ministerie van Financiën, als hoge functionaris van een internationale organisatie. Op grond van het Verdrag van Ottawa wordt over zijn salaris geen Nederlandse IB geheven. De inspecteur legt een IB-aanslag 2005 op aan X naar een box 1-inkomen van nihil en een box 3-inkomen van € 144.625. X stelt dat de IB-vrijstelling ook voor zijn box 3-inkomen geldt.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de belastingvrijstelling niet geldt voor het box 3-inkomen van X. Volgens het hof biedt art. 19 Verdrag Ottawa namelijk geen aanknopingspunten voor de stelling van X dat hij geen belasting in box 3 hoeft te betalen. Het hof wijst daarbij op zijn uitspraak van 5 september 2014, nr. 12/00815 (V-N 2014/61.2.2) en het daaropvolgende arrest van de Hoge Raad (17 april 2015, nr. 14/05140, V-N 2015/23.1.5). Dat X over een diplomatiek paspoort beschikt, acht het hof verder ook niet van belang. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding stelt het hof nog vast dat niet van belang is of een beroep al dan niet ontvankelijk is. Ook is volgens het hof niet vereist dat een belastingplichtige expliciet om schadevergoeding vraagt. Verder verwerpt het hof nog de stelling van de inspecteur dat X geen recht heeft op schadevergoeding omdat hij in een procedure over een eerder jaar in alle instanties in het ongelijk is gesteld.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Lees ook het thema Box 3.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 januari