Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2019 terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd aan X. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel en het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.

X ontvangt in 2019 een AOW-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en een pensioenuitkering van Stichting Pensioenfonds ABP (ABP). In haar aangifte IB/PVV 2019 vermeldt X een bedrag van € 3506 aan ingehouden loonheffing, inclusief kosten voor vrijwilligerswerk en griffierechten en portokosten. De inspecteur verrekent € 2842 aan loonheffing en legt een navorderingsaanslag op voor het teveel verrekende bedrag van € 1249. X stelt dat de inspecteur onrechtmatig handelt en beroept zich op het vertrouwensbeginsel. De kosten voor vrijwilligerswerk zijn volgens haar in andere jaren wel in aftrek toegestaan. In geschil is de navorderingsaanslag IB/PVV 2019 en het recht op schadevergoeding.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2019 terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Navordering kan, zoals in deze zaak het geval is, plaatsvinden indien te weinig belasting is geheven doordat een voorheffing tot een onjuist bedrag is verrekend. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen, omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn die afwijken van eerdere uitspraken over de aanslagen IB/PVV 2018 en 2020. De rechtbank wijst tevens het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep ongegrond is. De belastingrentebeschikking blijft gehandhaafd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 3.112

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 27 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen