X exploiteert een rijschool. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. Volgens de inspecteur heeft X namelijk niet alle omzet verantwoord. De inspecteur gaat daarbij uit van 36 lesuren per leerling. X stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit, en dat moet worden uitgegaan van 17 lesuren per leerling. Volgens X had de inspecteur namelijk, gezien de gegevens van het CBR, in één oogopslag kunnen zien dat de aangiften niet juist waren.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X te kwader trouw is, zodat de inspecteur gewoon kan navorderen. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de bewijslast dat de navorderingsaanslagen te hoog zijn op X rust, en dat hij er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat ze te hoog zijn. Ook is er bij de navorderingsaanslagen volgens de rechtbank sprake van een redelijke schatting. Uit een onderzoek blijkt namelijk dat leerlingen gemiddeld 41,8 lesuren afnemen. Door uit te gaan van 36 lesuren heeft de inspecteur de omzet redelijk geschat. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslagen nog wel, omdat de inspecteur geen rekening heeft gehouden met de willekeurige afschrijving van de auto's.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 16 november