Belanghebbende, X, heeft op 6 oktober 2004 een voormalige slagerswinkel met bovenwoning gekocht voor € 530 000. Op 1 maart 2005 is het pand aan hem geleverd en op dezelfde dag verkoopt X het pand door aan G voor € 745 000. Deze levering is gebaseerd op een overeenkomst van koop en verkoop van 3 februari 2005 tussen X en G. In zijn aangiften ib/pvv voor de jaren 2004 en 2005 neemt X het pand op in box III voor een waarde van € 745 000. Daar tegenover staat een schuld betreffende de onroerende zaak van € 530 000. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur de in geschil zijnde navorderingsaanslag ib/pvv op. Daarbij wordt, onder andere, de behaalde winst behaald met de doorverkoop van dit pand belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Op dit punt is de rechtbank het eens met het standpunt van de inspecteur. X komt in hoger beroep. Volgens Hof 's-Hertogenbosch heeft X met de door G afgelegde verklaringen aannemelijk gemaakt dat het pand reeds in het jaar 2004 voor € 745 000 is verkocht. Indien met de inspecteur aangenomen zou worden dat bij deze verkoop ontbindende voorwaarden zijn overeengekomen doet dat niet af aan het oordeel dat de onroerende zaak in het jaar 2004 is verkocht. Ontbindende voorwaarden hebben, anders dan opschortende voorwaarden, niet het gevolg dat een overeenkomst waarbij deze worden afgesproken, niet onmiddellijk tot stand komt en werking heeft. Zelfs als zou worden aangenomen dat X werkzaamheden zou hebben verricht als bedoeld in artikel 3.90 Wet IB 2001 dan moet de conclusie zijn dat het met die werkzaamheden behaalde resultaat niet in het jaar 2005 belastbaar zou zijn. Het hoger beroep is gegrond. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 28 november