Hof Arnhem-Leeuwarden handhaaft de aan X opgelegde navorderingsaanslag ib/pvv omdat sprake is van een fictieve aandelenvervreemding. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, heeft zich per 1 februari 1999 uit Nederland uitgeschreven in verband met het aannemen van een betrekking in Zwitserland. X was 100% aandeelhouder van F bv. Deze bv hield 75% van de aandelen in G bv. De overige 25% van de aandelen waren in handen van H bv. Op 24 november 1999 hebben F bv en H bv hun aandelen in G bv verkocht en geleverd aan J nv. Deze bv is een joint venture tussen de Zwitserse K AG, waarvan alle aandelen in handen zijn van X en L bv. Beide vennootschappen bezitten 49,95% van de aandelen J nv. De overige 0,1% van de aandelen zijn in handen van M AG. Bij de totstandkoming van de joint venture in J nv is overeengekomen dat L bv een onroerend-goed portefeuille van een dochtervennootschap zal inbrengen. Ter compensatie van het voordeel dat K AG hierdoor verkrijgt is de verkoopprijs voor de aandelen G bv verlaagd met circa € 13,6 miljoen. De inspecteur legt de in geschil zijnde navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 1999 op omdat sprake zou zijn van een (verkapte) uitdeling. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 3 september 2013, 11/00657, V-N Vandaag 2013/2083) vormt de overeenkomst van 24 november 1999 een schijnhandeling. Aannemelijk is dat F bv zich ten aanzien van deze aandelenverkoop een bedrag van € 13,6 miljoen heeft laten ontgaan ten behoeve van haar aandeelhouder, X. Voor toepassing van het belastingverdrag Nederland-Zwitserland heeft X in het jaar 1999 zijn woonplaats in Nederland, aldus het hof. Zowel het privéleven als de zakelijke belangen van X spelen zich in dat jaar in doorslaggevende mate hier af en niet in Zwitserland. Het recht van Nederland om inkomstenbelasting betreffende de uitdeling te heffen wordt daarom niet beperkt. Het hoger beroep is ongegrond. De navorderingsaanslag wordt gehandhaafd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 20a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen