Belanghebbende, X, drijft in de vorm van een eenmanszaak een ICT-bedrijf. Eind 2010 vindt er bij X een boekenonderzoek plaats. In het rapport van het onderzoek, dat als dagtekening heeft 20 december 2010, wordt een navorderingsaanslagen IB/PVV aangekondigd over onder meer het jaar 2005. Per brief van 28 december 2010 maakt X bezwaar tegen de aangekondigde navorderingsaanslagen. X ontvangt later een mededeling met als dagtekening 19 februari 2011 waarin wordt aangegeven hoe hij de navorderingsaanslag 2005 kan betalen. Per brief van 15 maart 2011 stuurt de ontvanger X een kopie van de navorderingsaanslag. De aanslag heeft als dagtekening 15 december 2010. In geschil is of de navorderingsaanslag binnen de vijfjaarstermijn, die eindigde op 31 december 2010, is opgelegd.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur er niet in is geslaagd feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat de navorderingsaanslag in 2010 is vastgesteld en uiterlijk op 31 december 2010 is verzonden. De inspecteur heeft gesteld dat de navorderingsaanslag door een administratief medewerker handmatig is vastgesteld op 15 december 2010 en dat deze zogenoemde penaanslag op 22 december 2010 tegelijk met 18 andere penaanslagen per gewone post is verzonden, maar hij heeft ten aanzien van deze stellingen geen bewijs geleverd. Met de vermelding in het controlerapport van een deel van de elementen van een navorderingsaanslag is de navorderingsaanslag zelf, anders dan de inspecteur betoogt, nog niet vastgesteld. Ten slotte vormt ‘het bezwaar' van 28 december 2010 slechts een bewijs dat X het controlerapport heeft ontvangen en niet dat hij op die datum de navorderingsaanslag zou hebben ontvangen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 september