Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders dan de rechtbank eerder dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. 

Aan X zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996 en vermogensbelasting 1997 met verhogingen opgelegd. Dit is gebeurd in het kader van het zogenoemde project Bank Zonder Naam.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, anders dan de rechtbank eerder, dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Tussen de ontvangst van de gegevens door de FIOD in februari 2005 en de vaststelling van de navorderingsaanslagen in december 2008 is een aantal fases te onderscheiden. Het hof acht zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk waarom de zogeheten onderzoeksfase meer dan een jaar heeft moeten duren. Conclusie is dat de inspecteur niet de vereiste voortvarendheid in acht heeft genomen. De redelijke termijn van beslechting van belastinggeschillen is echter niet overschreden. Het hof neemt hierbij onder meer in aanmerking dat er sprake is van een complexe zaak en dat de zaak is aangehouden in afwachting van een beslissing van het Europese Hof van Justitie over de toelaatbaarheid van de verlengde navorderingstermijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 5 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen