Aan X zijn diverse navorderingsaanslagen IB/PVV en VB opgelegd. Dit is gebeurd in het kader van het zogenoemde project ‘Bank Zonder Naam'. In geschil is onder meer of de Belastingdienst de navorderingsaanslagen met voldoende voortvarendheid heeft opgelegd. Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend heeft gehandeld. De Belastingdienst heeft volgens de rechtbank in redelijkheid kunnen besluiten om af te wachten of X naar aanleiding van de eerste navorderingsaanslagen alsnog openheid van zaken zou geven in de bezwaarfase om vervolgens, bij het uitblijven daarvan, te proberen de gegevens via een kortgedingprocedure te achterhalen. De rechtbank besluit wel de boeten te verminderen in verband met overschrijding van de redelijke termijn, maar verlengt de redelijke termijn in verband met de prejudiciële procedure, de bewerkelijkheid van de zaken en de proceshouding van X.
Hof Arnhem-Leeuwarden volgt grotendeels de beslissing van Rechtbank Oost-Nederland over de navorderingsaanslagen en boeten die de Belastingdienst X heeft opgelegd in verband met een verzwegen bankrekening. Bij de schatting van de hoogte van de verzwegen inkomsten kon de inspecteur volgens het hof volstaan met de verwijzing naar de gemiddelde vermogenstoename zoals die blijkt uit een model. Het hof is verder met de rechtbank van oordeel dat de navorderingsaanslagen die met toepassing van de verlengde termijn zijn vastgesteld voldoende voortvarend zijn opgelegd. In een aantal zaken besluit het hof de boeten verder te verminderen met 15%.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16 en 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 januari