In haar aangiften ib/pvv over de jaren 2012 en 2013 claimt X aftrek van specifieke zorgkosten, tot bedragen van respectievelijk € 5.435 en € 5.111. De aanslagen worden conform de ingediende aangiftes opgelegd. Vervolgens stelt de inspecteur X, bij brief van 6 oktober 2014, vragen over de in de aangiften opgenomen aftrekposten. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan staat de inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten voor de jaren 2012 en 2013 niet toe. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen over de jaren 2012 en 2013 waartegen X in beroep gaat. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van een nieuw feit en of de aftrek van specifieke zorgkosten terecht is geweigerd. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X ongegrond. De uitkomst van het nader onderzoek dat de inspecteur bij de brief van 6 oktober 2014 heeft ingesteld, vormt een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Vervolgens beslist de rechtbank dat X de specifieke zorgkosten, zoals kosten voor medicijnen, uitgaven voor vervoer en dieetkosten, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag beslist, in navolging van de rechtbank, dat aan het nieuwfeitvereiste is voldaan. De inspecteur behoefde volgens het hof, na met een normale zorgvuldigheid van de aangiften kennis te hebben genomen, in redelijkheid niet te twijfelen aan de verschillende posten waarvoor X in haar aangiften aftrek vanwege specifieke zorgkosten had geclaimd. De inspecteur was bevoegd de navorderingsaanslagen op te leggen. Het hof volgt de rechtbank ook wat betreft het niet in aanmerking nemen van de aftrek van specifieke zorgkosten. Volgens het hof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de uitgaven door haar zijn gedaan en op haar hebben gedrukt. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 9 juni