X emigreert in 2001 naar België. In 2007 geniet X winst uit een in Nederland gedreven onderneming. Het Belgische inkomen bestond in die jaren uit de negatieve inkomsten uit de in België gelegen woning. In zijn IB-aangiften kiest X voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. In geschil is de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur stelt dat de negatieve inkomsten uit de Belgische woning moeten worden gesaldeerd met een AO-uitkering die X geniet. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat België – als woonland, op grond van art. 21 Belastingverdrag Nederland-België – heffingsbevoegd is ten aanzien van de AO-uitkering. Vervolgens honoreert het hof de stelling van X dat Nederland niet bevoegd is de AO-uitkering in enige heffingsgrondslag te betrekken. Hieraan doet volgens het hof niet af dat X voor de binnenlandse belastingplicht heeft gekozen. De inspecteur kan de AO-uitkering daarom niet meenemen voor het vaststellen van het belastingtarief. Het hof vermindert het belastbaar inkomen.
De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat bij de toepassing van art. 2.5 Wet IB 2001 het wereldinkomen als uitgangspunt wordt genomen voor het berekenen van het gemiddelde tarief waartegen het Nederlandse inkomen in de heffing wordt betrokken, niet betekent dat Nederland daarmee belasting heft over de AO-uitkering. De Hoge Raad wijst daarbij op de regels in het Uitv. besl. IB 2001 voor het berekenen van een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt bepaald volgens de vrijstellingsmethodiek met progressievoorbehoud. Dit om te bereiken dat buitenlandse belastingplichtigen zodanig in de heffing worden betrokken dat hen gelijke voordelen toekomen als binnenlandse belastingplichtigen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren. Volgens de Hoge Raad bewerkstelligt deze methodiek dat het Nederlandse inkomen wordt belast naar het gemiddelde tarief dat zou gelden in geval van heffing over het wereldinkomen. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat bij de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van de AO-uitkering rekening moet worden gehouden met het eigenwoningsaldo. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 februari