Y, de echtgenoot van belanghebbende, X, bekleedt sinds medio 1993 een functie bij de Duitse ambassade in Den Haag. Op 15 juli 1993 is X, die de Nederlandse nationaliteit heeft, daarom met haar gezin geremigreerd naar Nederland. In geschil is de verzekeringsplicht voor de AOW over de periode 26 juli 1993 - 31 juli 1998. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het feit dat het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer X niet vrijstelt van Nederlandse sociale verzekering, niet leidt tot een rechtens afdwingbare aansluiting bij het Nederlandse stelsel. X gaat in cassatie. X stelt onder andere dat er sprake is van discriminatie.
De Hoge Raad verwerpt de stelling van X dat er bij de uitsluiting van de AOW-verzekering sprake is van discriminatie ten opzichte van andere Nederlanders die in Nederland wonen. Ook is er geen sprake van discriminatie ten opzichte van personen die ongehuwd met een buitenlandse diplomaat in Nederland samenwonen. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de situatie van X niet vergelijkbaar is met die van ingezetenen die geen gezinslid van een buitenlandse diplomaat zijn. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat X niet anders wordt behandeld dan een ongehuwd met een buitenlandse diplomaat in Nederland in gezinsverband samenwonende levenspartner. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de Centrale Raad.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Premieheffing
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 februari