Belanghebbende, X, woont in de jaren 2012 en 2013 in Nederland. X is vanaf 5 juni 2012 werkzaam op het binnenschip dat eigendom is van de in Nederland gevestigde A bv. Aan A bv is in het jaar 2010 een rijnvaartverklaring afgegeven. In het jaar 2012 staat X op de loonlijst van B sa te Luxemburg. In het jaar 2013 staat hij op de loonlijst van C Ltd, gevestigd op Cyprus. In afwijking van de ingediende aangiften ib/pvv 2012 en 2013 heeft de inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen betreffende de periode 5 juni 2012 tot en met 31 december 2013 geen rekening gehouden met de verzochte vrijstelling voor premie volksverzekeringen ten aanzien van het loon ontvangen van B sa en C Ltd. In geschil is of dit terecht is. Met betrekking tot het jaar 2012 is ook in geschil of het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep met betrekking tot het jaar 2012 niet-ontvankelijk wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Voor het jaar 2013 komt bindende kracht toe aan de A1-verklaring welke is afgegeven door de SVB op grond van artikel 16 van de (EG) VO 987/2009 waarin staat dat X op grond van artikel 13, lid 1, onderdeel a van de (EG) VO 883/2004 vanaf 1 januari 2013 in Nederland sociaal verzekerd is. De omstandigheden dat deze A1-verklaring niet onherroepelijk vast staat en is afgegeven na de ingangsdatum en voorts na afgifte van een Liechtensteinse A1-verklaring (met ingangsdatum in 2014) leiden niet tot een ander oordeel. De inspecteur heeft voorts terecht geen voorkoming van dubbele belasting verleend. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 december