Belanghebbende, X, woont in Nederland en werkt in het jaar 2012 in loondienst voor een werkgever te Luxemburg en in het jaar 2013 voor een werkgever te Cyprus op een binnenschip waarvan de exploitant volgens de Rijnvaartverklaring in Nederland is gevestigd. X komt in beroep tegen de hem opgelegde aanslag ib/pvv 2012 en de voorlopige aanslag ib/pvv 2013 waarbij geen rekening is gehouden met een vrijstelling van de heffing van premie voor de volksverzekeringen voor het aangegeven loon. Volgens de inspecteur is X namelijk in Nederland premieplichtig.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft X geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij in het jaar 2012 niet in Nederland sociaal verzekerd is op grond van artikel 13 , lid 1, onderdeel a van de VO 883/2004, dan wel niet als Rijnvarende kan worden aangemerkt. Voor het jaar 2013 komt bindende kracht toe aan de A1-verklaring welke is afgegeven door de SVB op grond van artikel 16 van de (EG) VO 987/2009 waarin staat dat X op grond van artikel 13, lid 1, onderdeel a van de (EG) VO 883/2004 vanaf 1 januari 2013 in Nederland sociaal verzekerd is. De omstandigheden dat deze A1-verklaring niet onherroepelijk vast staat en is afgegeven na de ingangsdatum en voorts na afgifte van een Liechtensteinse A1-verklaring leiden niet tot een ander oordeel. Het beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 december