Rechtbank Noord-Nederland beslist dat Rijnvarende, X, de eerste vier maanden van het jaar 2014 in Nederland premieplichtig is. Voor de beoordeling van de premieplicht wordt aangesloten bij de inhoud van de A1-verklaring.
Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont het hele jaar 2014 in Nederland. Hij werkt dat jaar van 1 januari tot en met 30 juni in loondienst voor werkgevers op Cyprus en in Liechtenstein. X voert zijn werkzaamheden uit op een binnenvaartschip dat hoofdzakelijk op de Rijn vaart. In de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014 was X niet werkzaam of werkzaam voor Nederlandse werkgevers. Aan X is door de Svb een (herziene) A1-verklaring afgegeven waaruit blijkt dat de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving tot en met 30 april 2014 op hem van toepassing is. In beroep stelt X dat hij tot en met 30 april 2014 niet verplicht verzekerd is in Nederland.
Rechtbank Noord-Nederland beslist dat X voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 april 2014 verplicht verzekerings- en premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2018, V-N 2018/53.10 moet namelijk voor de beoordeling van de premieplicht worden aangesloten bij de inhoud van de door de Svb afgegeven A1-verklaring. Dit is ook het geval indien een dergelijke A1-verklaring nog niet onherroepelijk vaststaat. X heeft geen recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn loon op Cyprus, dan wel in Liechtenstein aan belasting is onderworpen of dat hij daar feitelijk arbeid heeft verricht. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Grensoverschrijdende arbeid: wonen in Nederland, werken in het buitenland
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Premieheffing, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 29 april