De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat X en zijn werkgever niet met vaartijdenboeken of anderszins genoegzaam aannemelijk hebben gemaakt in welke verhouding de werkzaamheden van X in de tweede periode waren verdeeld tussen zijn woonland Nederland en de andere lidstaten.

X werkt als Rijnvarende in de periode 12 augustus 2015 - 30 juni 2016 voor een Liechtensteinse werkgever. Na een korte onderbreking werkt X ook vanaf 1 oktober 2016 voor deze werkgever. De Svb is van mening dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is op X. Hierover wordt met betrekking tot de eerste periode geprocedeerd tot aan de Hoge Raad (22 april 2022, 20/04016, V-N 2022/21.30.7), waarin de Svb in het gelijk wordt gesteld. Met betrekking tot de tweede periode stelt Rechtbank Noord-Nederland vast dat de Svb de op X toepasselijke wetgeving ten onrechte niet ‘onverwijld’ voorlopig heeft vastgesteld en mocht de Svb dan ook niet van het beredeneerde vermoeden uitgaan dat X in die periode een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden in Nederland heeft verricht. Op X rust een lichtere bewijslast.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat X en zijn werkgever niet met vaartijdenboeken of anderszins genoegzaam aannemelijk hebben gemaakt in welke verhouding de werkzaamheden van X in de tweede periode waren verdeeld tussen zijn woonland Nederland en de andere lidstaten. Volgens de CRvB heeft de Svb voorafgaand aan het bestreden besluit toereikend onderzoek gedaan naar de relevante feiten. Dat over de tweede periode niet de wetgeving van Liechtenstein, maar die van Nederland op X van toepassing is, is, bij gebrek aan objectief verifieerbare individuele informatie, terecht op grond van een beredeneerd vermoeden vastgesteld. De CRvB verwijst daarbij naar de procedure over de eerste periode. De situatie van X was in die periode hetzelfde als in de tweede periode. Nu de Svb ook over die periode al informatie en bewijsstukken had opgevraagd, die niet is verstrekt, is de rechtbank ten onrechte van een lichtere bewijslast uitgegaan. De Svb mag ook in deze tweede procedure uitgaan van het beredeneerde vermoeden.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Centrale Raad van Beroep

Rubriek: Internationale sociale zekerheid, Premieheffing

Editie: 9 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

80

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen