Hof Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse wetgeving van toepassing is op X, omdat de zetel van B bv zich in Nederland bevindt. Dat X via zijn werkgever premies heeft betaald voor de Luxemburgse sociale verzekeringen, leidt er niet toe dat Nederland ter zake van de sociale verzekeringsplicht moet terugtreden.

Belanghebbende, X, is Rijnvarende. Tot 30 april 2013 werkt X op schip B en vanaf 1 mei 2013 op schip C. B wordt geëxploiteerd voor rekening en risico van B bv en C voor rekening en risico van D SA. In deze periode werkt X voor Luxemburgse vennootschappen, eerst voor E SARL en vervolgens voor D SA. In geschil is de vraag of X in aanmerking komt voor PVV-vrijstelling voor de op schip B verrichte werkzaamheden.

Hof Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse wetgeving van toepassing is op X, omdat de zetel van B bv zich in Nederland bevindt. Dat X via zijn werkgever premies heeft betaald voor de Luxemburgse sociale verzekeringen, leidt er niet toe dat Nederland ter zake van de sociale verzekeringsplicht moet terugtreden. De stelling van X hierover berust op een onjuiste rechtsopvatting. Die betaling staat niet in de weg aan verzekeringsplicht in Nederland en ook niet aan de verschuldigdheid van PVV in Nederland. Verder is de inspecteur, gezien de jurisprudentie op dat gebied, niet gebonden aan de E106-verklaring die door de Luxemburgse autoriteiten is afgegeven. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 8 januari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen