De heer X wint (samen met drie anderen) de hoofdprijs van de Westdeutsche Lotterie. De prijs van € 3.501.699 is op zijn rekening gestort. In geschil is de naheffingsaanslag kansspelbelasting van € 1.015.492. X beroept zich primair op art. 52 lid 1 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Hierin staat dat een inwoner van Nederland is vrijgesteld van kansspelbelasting als zijn prijs elders onderworpen is geweest aan een gelijksoortige belasting. Van de inleg van de Westdeutsche Lotterie wordt circa 50% als prijzengeld uitgekeerd. De deelstaten van de Bondsrepubliek Duitsland heffen een Lotteriesteuer van 16,67% van de verkoopwaarde van de loten. Daarnaast heffen de deelstaten een Konzessionsbeitrag van 24% van de totale inleg als vergoeding voor het bezit van een vergunning voor het organiseren van het kansspel. Zowel de Lotteriesteuer als de Konzessionsbeitrag worden geheven van de organisator van het kansspel. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de Lotteriesteuer noch de Konzessionsbeitrag een gelijksoortige belasting als bedoeld in art. 52 lid 1 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Hoewel beide heffingen, net als de Nederlandse kansspelbelasting, van invloed zijn op het deel van de inleg dat als prijzengeld kan worden uitgekeerd, hebben ze, anders dan de kansspelbelasting, niet de gewonnen prijzen als grondslag. De hoogte van deze heffingen is op geen enkele wijze afhankelijk van de hoogte van het uitgekeerde prijzengeld. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de prijs niet onderworpen is geweest aan een soortgelijke buitenlandse belasting. De door X gewonnen prijs is namelijk niet het object van de Lotteriesteuer en de Konzessionsbeitrag. X stelt vergeefs dat het hof ten onrechte heeft vastgesteld dat de Lotteriesteuer wordt berekend over de nominale waarde van de loten voordat deze worden verkocht. Dit betoog faalt omdat in cassatie niet kan worden geklaagd over schending van het buitenlands recht. De vaststelling van het hof is ook geenszins onbegrijpelijk gezien de tekst van de in onderdeel 4.4 van de hofuitspraak geciteerde paragrafen van het Duitse Rennwet- und Lotteriegesetz. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 52