Belanghebbende, X, verhuurde in het jaar 2005 en voorgaande jaren een loods met kantoorruimte aan een aantal vennootschappen, waaronder A bv. X was van 5 april 2001 tot en met 29 september 2005 aandeelhouder van A bv. X komt in beroep tegen de haar opgelegde aanslag ib/pvv over het jaar 2005 met bijbehorende verzuimboete. In geschil is of op het over het jaar 2005 vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning van X een bedrag van € 434 677 althans enig bedrag in mindering kan worden gebracht vanwege in rekening gebrachte maar nog niet ontvangen bedragen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in dit geval sprake is van een (negatief) resultaat uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen of een op andere gronden in aanmerking te nemen aftrekpost. X heeft in haar aangifte geen resultaat uit het ter beschikking stellen van vermogen aangegeven. In bezwaar noch in beroep heeft zij, tegenover de betwisting door de inspecteur, aannemelijk gemaakt dat zij in voorgaande jaren wél resultaat uit het ter beschikking stellen van vermogen heeft aangegeven in de vorm van de huurvorderingen die, naar zij stelt, achteraf onbetaald zijn gebleven en oninbaar zijn gebleken. Ook uit de in de brief van 30 juni 2009 opgenomen lijst van vorderingen en de bijgevoegde facturen valt niet af te leiden dat sprake is van onbetaalde vorderingen op vennootschappen waarin X een aanmerkelijk belang had. De verzuimboete wordt gehandhaafd. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 september