Rechtbank Gelderland oordeelt dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair rendement vanwege de negatieve rente op het spaargeld.

Het vermogen van X bedraagt op 1 januari 2021 € 132.882, bestaande uit bankrekeningen en een Vve-aandeel. X doet voor 2021 aangifte IB/PVV en neemt een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 207 op. De inspecteur legt de aanslag conform de aangifte op. X maakt bezwaar en gaat vervolgens in beroep. Hij stelt dat zijn werkelijk rendement negatief is.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair rendement vanwege de negatieve rente op het spaargeld. Voor de berekening van het werkelijk rendement is X terecht uitgegaan van de ontvangen en betaalde rente op zijn spaarrekening. De vermogenstoename is het gevolg van sparen. Het vermogensbestanddeel is daarmee niet in waarde is veranderd. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Editie: 4 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen