Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de negatieve suppletie ten onrechte als bezwaarschrift heeft aangemerkt. Het is een (aanvullend) verzoek om teruggaaf over het gehele vierde kwartaal van 2018.

In verband met de plaatsing van zonnepanelen op zijn nieuwbouwwoning, verzoekt X om BTW-teruggaaf over het tijdvak 6 december 2018 - 31 december 2018. Nadat de inspecteur in februari 2019 de teruggaaf verleent, dient X in november 2019 een negatieve suppletie in voor het tijdvak 1 oktober 2018 - 31 december 2018. Hij verzoekt daarbij om een (aanvullende) BTW-teruggaaf. De inspecteur merkt dit verzoek aan als een bezwaar tegen de teruggaafbeschikking en verklaart het niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X stelt dat hij helemaal geen bezwaar wilde maken.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de negatieve suppletie ten onrechte als bezwaarschrift heeft aangemerkt. Het is een (aanvullend) verzoek om teruggaaf over het gehele vierde kwartaal van 2018. De inspecteur had op dat verzoek moeten beslissen. Nu de negatieve suppletie niet had moeten worden opgevat als een bezwaarschrift, volgt daaruit dat de uitspraak op bezwaar uit het rechtsuniversum moet verdwijnen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 31

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 11 augustus

156

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen