X is het niet eens met een aanslag precariobelasting 2017 van € 1.098.218,10 van de gemeente Hilvarenbeek. De gemeente en haar voorganger zijn in 1927 en 1929 overeenkomsten aangegaan met de rechtsvoorganger van X. In geschil is de vraag of X rechten kan ontlenen aan die overeenkomsten en of de overeenkomsten voor de gemeente een contractuele gedoogplicht inhouden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op grond van een contractuele gedoogplicht van de gemeente vrijgesteld is van precariobelasting. De rechtbank is van oordeel dat X bij de overeenkomsten uit 1927 en 1929 contractspartij is geworden omdat de gemeente hier steeds stilzwijgend mee heeft ingestemd. Er is bovendien geen reden om te veronderstellen dat X niet de juridisch eigenaar van het elektriciteitsnet is zodat X rechten kan ontlenen aan de overeenkomsten. De overeenkomsten houden voor de gemeente een contractuele gedoogplicht in zodat zij geen precariobelasting mocht heffen. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de aanslag precariobelasting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 10 februari