De wrakingskamer van de Hoge Raad oordeelt dat het enkele feit dat een rechter nevenfuncties heeft niet de conclusie rechtvaardigt dat hij (ten aanzien van X BV) vooringenomen is en evenmin dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat.

X BV stelt cassatieberoep in bij de belastingkamer van de Hoge Raad. Zij dient een wrakingsverzoek in van de raadsheren M.E. van Hilten, M.A. Fierstra en E.N. Punt. Later trekt X het wrakingsverzoek tegen Van Hilten en Punt in, waardoor het verzoek zich alleen nog richt tegen raadsheer M.A. Fierstra. X baseert haar wrakingsverzoek op het feit dat Fierstra verschillende nevenfuncties bekleedt, waaronder die van voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR). 

De wrakingskamer van de Hoge Raad oordeelt dat het enkele feit dat een rechter nevenfuncties heeft niet de conclusie rechtvaardigt dat hij (ten aanzien van X BV) vooringenomen is en evenmin dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Een rechter moet uit hoofde van zijn of haar aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is (zie o.a. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, V-N 2018/53.22, r.o. 4.2.1 en HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:87, V-N 2025/6.17, r.o. 3.4). Daarvan is in deze zaak geen sprake. De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek van X BV af.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

166

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen