Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Volgens het hof is geen sprake van één objectieve onderneming, omdat er onvoldoende samenhang en verband bestaat tussen de werkzaamheden voor D en de advieswerkzaamheden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X verricht sinds 2011 advieswerkzaamheden voor startende ondernemers. Ook verzorgt hij IB- en OB-aangiften. Vanaf 2014 verricht X daarnaast werkzaamheden voor D. Deze werkzaamheden bestaan uit het in opdracht van D verkavelen, fotograferen en uploaden van modelspoorbaanmaterieel op een online-veilingsite. In zijn IB-aangifte claimt X de zelfstandigenaftrek. Daarbij merkt hij zowel de inkomsten uit zijn adviespraktijk als die uit de werkzaamheden die hij voor D verricht, aan als winst uit onderneming. De inspecteur is echter van mening dat de werkzaamheden voor D kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden, zodat X geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek, omdat hij dan niet meer aan het urencriterium voldoet.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/57.1.2) oordeelt dat X geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Volgens het hof is geen sprake van één objectieve onderneming, omdat er onvoldoende samenhang en verband bestaat tussen de werkzaamheden voor D en de advieswerkzaamheden. Verder is het hof van mening dat de werkzaamheden die X heeft verricht voor D, op zichzelf beschouwd ook geen onderneming vormen. X loopt geen ondernemersrisico en de werkzaamheden zijn slechts voor één opdrachtgever verricht. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.76
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2