X verleent zorg aan haar meervoudig gehandicapte dochter. De dochter heeft 24 uur per dag zorg nodig. In haar IB-aangifte 2016 verantwoordt X de PGB-vergoeding als ROW. Zij claimt daarbij een aftrek van € 9684 aan ROW-kosten en € 32.258 aan specifieke zorgkosten van de dochter. De inspecteur corrigeert de aangifte op een aantal punten. Rechtbank Den Haag accepteert een aftrek van € 4000 aan ROW-kosten en € 9455 aan uitgaven specifieke zorgkosten.
Hof Den Haag oordeelt dat de ontvangsten uit het PGB terecht zijn aangemerkt als ROW. De aftrek van € 4000 aan ROW-kosten is gebaseerd op een compromis in verband met de IB-aanslag 2013. Nu X niet aannemelijk maakt dat zij in 2016 ROW-kosten heeft gemaakt, heeft zij geen recht op de aftrek. Ook is geen sprake van opgewekt vertrouwen, omdat de inspecteur geen uitlating heeft gedaan of handeling heeft verricht waaraan X vertrouwen heeft mogen ontlenen. Ten aanzien van de zorgkosten stelt het hof vast dat X niet aannemelijk maakt dat voor het verblijf in het zorghotel meer kosten voor medische of heelkundige behandeling zijn gemaakt dan de zorgverzekeraar heeft vergoed. Voor de kosten voor paardrijlessen voor gehandicapten geldt dat zij aftrekbaar zijn. De kosten zijn namelijk gemaakt na indicatie van een revalidatiearts en zijn daarom kosten voor medische of heelkundige hulp. Ook de reiskosten in verband met de paardrijlessen zijn aftrekbaar, evenals de reiskosten voor zwemlessen en acupunctuurbehandelingen. Deze lessen en behandelingen hebben namelijk uit medisch oogpunt plaatsgevonden. De kosten voor de dolfijntherapie en het vervoer naar Zwitserland zijn niet aftrekbaar. X levert niet het bewijs dat daarvoor in 2016 kosten zijn gemaakt. Het hof vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90