Rechtbank Den Haag oordeelt dat voor de waardebepaling van een niet ex-rental niet mag worden uitgegaan van de lagere waarde van een in Nederland aanwezige ex-rental. Het zijn van een ex-rental is namelijk een concreet aanwijsbaar onderscheidende eigenschap.
X doet BPM-aangifte voor een uit Zweden afkomstige personenauto. De aangifte is gebaseerd op de afschrijvingstabel en X voldoet aldus € 2744. In geschil is of voor de waardebepaling van de auto mag worden uitgegaan van de (lagere) waarde van ex-rentals en of rente moet worden vergoed omdat de belasting ten minste veertien dagen vóór de registratie is voldaan.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat voor de waardebepaling van een niet ex-rental niet mag worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezige ex-rental. Het zijn van een ex-rental is namelijk een concreet aanwijsbaar onderscheidende eigenschap. Een niet ex-rental concurreert dus niet met een ex-rental (zie HvJ EU 19 december 2013, nr. C-437/12, V-N 2014/2.18). De renteschade die X stelt te hebben geleden, vindt niet zijn grondslag in de hoogte van de verschuldigde BPM maar in het moment van de betaling daarvan. X dient zich dus tot de civiele rechter te wenden. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 12 maart