X parkeert zijn auto zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen. Aan X wordt een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. X stelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte verschillende kosten meeneemt in de naheffingsaanslag, terwijl dit geen kosten zijn die rechtstreeks voortvloeien uit het opleggen van naheffingsaanslagen zoals verwoord in art. 2 Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. De heffingsambtenaar voert ‘niet geïnde naheffingsaanslagen’ op als kosten, om te voorkomen dat tekorten ontstaan bij de inning.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat het haar niet duidelijk is hoe ‘niet geïnde naheffingsaanslagen’ als kosten begrepen kunnen worden. Toch is de uitleg van de heffingsambtenaar aanvaardbaar in het licht van het oogmerk om de kosten van de naheffing te verhalen. Nu samenhang tussen kosten en inning al kan worden aangenomen bij een meer dan zijdelings verband, hoeft de heffingsambtenaar niet verder te specificeren dat de verhoging met het totaal aan niet geïnde naheffingsaanslagen in dit verband in zijn geheel kan worden meegenomen. De naheffingsaanslag is terecht en naar het juiste bedrag opgelegd.
Wetsartikelen:
Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen 2
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 27 september
Informatiesoort: VN Vandaag