De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ook een boete in geding was. Hieruit is af te leiden dat zij heeft nagelaten ambtshalve te onderzoeken of het vereiste van een behoorlijk proces aanleiding gaf om de heer X uit te nodigen om op een zitting te worden gehoord.

Aan de heer X is een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting, alsmede een boete opgelegd. Het beroep van X is door Rechtbank Zeeland-West-Brabant aanvankelijk met toepassing van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet van X wordt vervolgens ongegrond verklaard zonder hem te horen. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ook een boete in geding was. Hieruit wordt afgeleid dat zij heeft nagelaten ambtshalve te onderzoeken of het vereiste van een behoorlijk proces aanleiding gaf om X uit te nodigen om op een zitting te worden gehoord (zie HR 3 juni 2016, nr. 15/05416, V-N 2016/30.10). Er is evenmin vastgesteld dat X uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om over het verzet te worden gehoord. Het niet uitnodigen van X berust dus op een onjuiste rechtsopvatting of behoefde nadere motivering. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Rechtbank Gelderland.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:54

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen