Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland aan een Belgisch ingezetene volledige aftrek moet verlenen voor de betaalde AOV-premies van € 4994.

X woont in 2019 in België met zijn partner en kind. X’ belastbaar inkomen is volledig vrijgesteld van de Belgische belastingheffing en de verschuldigde belasting is nihil. X’ partner geniet in 2019 een inkomen van € 11.812,78, waarvan € 4503,60 is vrijgesteld. X neemt in zijn aangifte IB/PVV 2019 een bedrag van € 4994 op als negatief loon. Dit betreft betaalde premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). De inspecteur weigert deze aftrekpost. In geschil is de premieaftrek voor de AOV.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland aan X een volledige tegemoetkoming moet verlenen voor de betaalde AOV-premies van € 4994. De AOV-premies zijn fiscaal aftrekbaar als X een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Hiervoor geldt de wettelijke voorwaarde dat X een inkomensverklaring van de Belgische belastingautoriteiten overlegt. X heeft dat niet gedaan. X is daarom geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Het beroep van X op de Schumacker-doctrine slaagt. Werklidstaat Nederland moet rekening houden met de persoonlijke en gezinssituatie door aftrek van de AOV-premies toe te staan. De rechtbank ziet geen aanleiding deze aftrek pro rata te berekenen. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.124

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 18 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

787

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen