Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan door in box 3 een bedrag van € 718.840 niet op te geven.
Belanghebbende, X, verkoopt in 2008 onroerende zaken voor een bedrag van € 1.041.000.. Hij verstrekt een hypothecaire geldlening aan de koper voor een bedrag van € 1.103.460. In 2014 geeft hij de vordering niet op in box 3. In beroep is de inspecteur akkoord gegaan met verlaging van de vordering naar € 718.840.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan door in box 3 een bedrag van € 718.840 niet op te geven. De rechtbank is van oordeel dat X zich ervan bewust moest zijn dat hierdoor een aanzienlijk belastingbedrag niet zou worden geheven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat X deze vordering in voorgaande jaren wel heeft opgegeven in box 3. Het voorgaande is reden voor de rechtbank om de bewijslast om te keren. X maakt niet aannemelijk dat er redenen zijn om de vordering af te waarderen. De rechtbank verenigt zich met de berekening van het vermogen van X zoals die door de inspecteur is gemaakt. Omdat de inspecteur in beroep uitkomt op een lager vermogen in box 3, is het beroep van X wel gegrond.
Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e