Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat het BPM-tarief van 2016 ook van toepassing zou geweest als X bv een identieke nieuwe binnenlandse auto in januari 2016 had gekocht en de volgende maand had laten registreren.
X bv koopt in januari 2016 in Duitsland een Renault Clio en laat deze in februari 2016 registeren. De auto is in 2015 voor het eerst in Duitsland tot de weg toegelaten. Volgens de inspecteur is de auto nieuw. In geschil is de BPM-naheffingsaanslag van € 1322. Rechtbank Noord-Holland verlaagt de aanslag tot € 866 op basis van het BPM-tarief van 2015. De inspecteur gaat in hoger beroep. Niet meer in geschil is dat het een nieuwe auto is. Partijen houdt verdeeld of artikel 16a Wet BPM, als gevolg van het bepaalde in artikel 110 VWEU, met zich brengt dat, hoewel het belastbare feit heeft plaatsgevonden in het jaar 2016, belanghebbende toch in aanmerking komt voor het bpm-tarief dat gold in het jaar 2015.
Hof Amsterdam oordeelt dat het tarief van 2016 ook van toepassing zou geweest als X bv een identieke nieuwe binnenlandse auto in januari 2016 had gekocht en de volgende maand had laten registreren. Van discriminatie is dus geen sprake (zie HR 13 december 2019, 18/04153, V-N 2020/3.20). Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 6 april