X laat op eigen grond een verpleeghuis bouwen. Deze wordt verhuurd aan een zorginstelling en is in mei 2006 voor het eerst in gebruik genomen. Aangezien de verhuur is vrijgesteld van btw, wordt in 2008 een naheffingsaanslag btw aan X opgelegd ter zake van de integratieheffing. X verkoopt het verpleeghuis vervolgens aan de zorginstelling. Aangezien deze levering van rechtswege is belast voor de btw, claimt X op grond van de herzieningsregeling met succes een teruggaaf. Naderhand wordt de naheffingsaanslag na tussenkomst door de rechter vernietigd. X kon namelijk een beroep doen op de goedkeuring om de integratieheffing achterwege te laten (zie V-N 2010/55.19 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 juli 2010, nr. 08/4546). Na vernietiging van deze aanslag heeft de inspecteur het wegens herziening terug te geven bedrag herrekend aan de hand van de omzetbelasting die aan X in rekening is gebracht betreffende de bouw. Deze belasting was in totaal lager dan de omzetbelasting die betreffende de integratielevering was geheven. Het verschil heeft de inspecteur bij de in geschil zijnde naheffingsaanslag nageheven. X komt (opnieuw) in beroep en stelt dat voor de herziening van de op het verpleeghuis drukkende BTW moet worden uitgegaan van de integratieheffing. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in cassatie. De Hoge Raad beslist dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft gegeven en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Als ter zake van een integratielevering heffing van omzetbelasting achterwege is gebleven vanwege een beroep op een goedkeurende resolutie dan geldt als grondslag voor de herziening de voor de bouw in rekening gebrachte omzetbelasting. De herzieningsbepalingen bieden niet de gelegenheid in latere jaren ter zake van de levering van de onroerende zaak van een andere grondslag uit te gaan.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Wet op de omzetbelasting 1968 11